Er is veel over de Moulin Rouge geschreven en gemaakt (films en nu ook een musical in Utrecht), maar hoe het er werkelijk achter de schermen aan toe gaat, kun je in mijn boek lezen. Gedurende drie jaar heb ik met veel plezier bij de Moulin Rouge gewerkt, terwijl ik in Parijs woonde en ik heb er veel spannende avonturen beleefd. Als het mogelijk was, zou ik het zo overdoen.
In mijn boek beschrijf ik flashbacks uit mijn ongelukkige kindertijd. Door te dansen in grote shows in de spotlights van de Moulin Rouge en door te vergeven, heb ik de angsten uit mijn jeugd overwonnen. Angsten waar dagelijks nog kinderen en volwassenen onder lijden. Het is mijn missie om samen met anderen een betere wereld te creëren, waar taboes worden doorbroken. Het belang om dit project te laten slagen is dan ook groot. Ik kan dit niet alleen. Ik heb jou nodig om dit project te laten slagen voor een betere toekomst voor onze kinderen en voor ons, volwassenen.
Na het schrijven van dit verhaal wil ik lezingen over dit onderwerp geven en een programma voor kinderen samenstellen met een poppenspel en lichaamsbeweging. Vrouwen en kinderen die in landen wonen waar ze nu geld verdienen met het verkopen van hun lichaam gaan deze poppen maken. Met het produceren van de poppen verdienen ze genoeg geld om van de straat te blijven. Een duidelijke win-winsituatie. Daarom is dit project zo ontzettend belangrijk, het moet van de grond komen.
Eerste stukje (proloog) uit mijn boek:
Ik kijk voorzichtig door de spleet van het gordijn. De zaal is vol, opgewonden gezichten staren naar het podium. Achterin klinkt het geluid van een ploppende champagnefles. Een oudere heer probeert zijn kriebelhoest te onderdrukken met een slok champagne.
Stofdeeltjes spelen voor de felle lampen. Onder het geroezemoes uit voel ik de spanning in de zaal. Dan komt de muziek luid uit de speakers. Het is zover.
Nog voor ik op moet, voel ik het zweet langs mijn slapen lopen. Met trillende benen beweeg ik me over het podium. Mijn hart bonkt in mijn keel, ik krijg bijna geen lucht meer. De misselijkheid die ik al had voordat ik opging, wordt er niet minder op.
Op het enorme toneel verdwijn ik tussen een wirwar van dansers. De muziek schettert als een verre echo in mijn oren. Het publiek lijkt te verdwijnen, ik kijk in een zwart gat. Ik zou willen dat ik er niet meer was, dat ik kon verdwijnen…
Het geluid van schreeuwende kinderen in mijn klas doet pijn aan mijn oren. Ik ben stil. Ze laten me links liggen, ze vinden me raar. Ik zeg gekke dingen, ik doe gekke dingen. Ik laat bijvoorbeeld zien hoe lenig ik ben. Zo loop ik op handen en voeten als een ezeltje over het schoolplein, maar dan wel met mijn buik en gezicht naar de wolken. Ik vind dat grappig om te doen, maar de andere kinderen vinden het maar raar.
Wanneer de les begint, voel ik me angstig en mijn buik doet pijn. De juf begint met Nederlands. Ik duik ineen en schuif met mijn billen op de stoel, nog net niet zover dat ik er vanaf glijd.
Dan kijkt de juf mij aan en zegt: ‘Rozanne, jij mag het eerste stukje lezen.’
Ik kijk naar de tekst die ik moet voorlezen, maar de letters lijken van het papier te verdwijnen. Het is zwart voor mijn ogen. Aarzelend komt er dan toch wat uit mijn mond. Terwijl ik voorlees, gniffelen de andere kinderen. Blijkbaar heb ik sommige woorden omgedraaid, ben ik andere woorden vergeten en heb ik niet de woorden gezegd die ik zou moeten zeggen.
‘Stop maar, Rozanne. Ik wil echt dat je meer gaat oefenen met lezen’, reageert de juf met spot in haar stem.
Mijn wangen gloeien en ik blijf naar het papier staren alsof ik niet heb gehoord wat de juf zei. Ik zou willen dat ik er niet meer was, dat ik kon verdwijnen.