Over monnikenhanden, randnotities en de blik die blijft hangen
Je leest een zin uit de 13e eeuw en denkt: dit had gisteren kunnen zijn.
Maar dan struikelt je oog over een vlek in de kantlijn.
En je weet: iemand zat hier. Echt.
Toen ik begon te schrijven, dacht ik: laat ik goed beginnen.
Boeken, bronnen, documenten.
Niet om iets te bewijzen — maar om te begrijpen.
Wat ik vond, waren geen complete verhalen.
Maar fragmenten.
Een bladzijde uit een kroniek. Een naam. Een klacht.
Een beschuldiging die nergens heen leidde.
En dan, ergens in de marge:
een kleine krabbel.
Een getal.
Een symbool.
Iemand die zich verveelde.
Of iets vastlegde wat hij niet hardop mocht zeggen.
De waarheid zit niet altijd in de tekst. Soms zit ze er net naast.
Ik begon die randnotities te verzamelen.
Niet letterlijk, maar in mijn hoofd.
Ze leken op echo’s. Op flarden. Op iets wat er nog is,
maar zich alleen laat zien als je anders leert kijken.
Wat begon als documentair schrijven, werd steeds meer een vorm van luisteren.
Niet naar wat er stond, maar naar wat er ontbrak.
En langzaam ontdekte ik:
de middeleeuwen zijn niet ver.
Ze zitten in de manier waarop mensen fluisteren,
vragen inslikken, en toch iets nalaten —
al is het maar een vlek in de kantlijn.
🔜 Volgende keer: hoe fictie ruimte geeft aan wat je niet terugvindt in de archieven – en waarom fantasie soms dichter bij de waarheid komt dan naschrijven.
📬 Meer lezen? Schrijf je in voor de nieuwsbrief of volg boekfunding.nl